De wereldvrede

verwensingen, verdwalingen, verwachtingen

 

 

In 2020 had de dichter een goed aantal gedichten bij elkaar. ‘Welke titel geef ik daar eens aan? Laat ik er De wereldvrede van maken. Heb ik meteen een titelgedicht, en heel onbelangrijk is een dergelijk verlangen niet voor de poëzie, al is succes niet gegarandeerd.’ Dat heeft hij in 2022 geweten. Let wel: zonder lijntje naar het Kremlin.
Ter opluistering van de algehele vrolijkheid opent de bundel ook nog eens met een lang en veelvormig gedicht onder de titel ‘Huis der verbrandingen’. Dat probeert zich onder meer ietwat te verstaan met de natuurkundige wetmatigheid der entropie, grof gezegd: elke energieopwekking (dus ook die in je eigen lichaam) levert een of andere vorm van rotzooi op. Lekker stabiel, zo’n brandend huis; de woorden alras poging tot omgang met ‘de chaotische krachtmeting / van onze eigen gestalten met de wereld.’
Zo handelt De wereldvrede in zijn geheel van verlangens, onbereikbaarheden, afdwalingen; ecologische, maatschappelijke, persoonlijke verwarringen. Zou zoiets ook gelden voor de wereldvrede zelf, luidt allicht de angstige vraag. Om het een beetje draaglijk te houden, is er – naast monterheid en ironie, en dan: hoe erg is zulk dwalen eigenlijk? – ook muziek. Niet alleen een gedicht op het werk van componist Salvatore Sciarrino, maar zeker ook de reeks ‘Dolphynarium XL’ met titels die verwijzen naar oorspronkelijke composities van jazzmuzikant Eric Dolphy. Plus: een slotakkoord.

 

RECENSIES 

'Een fantastische poëtische verdwaling'
Meander

'De wereld kan prima voort zonder literatuur, maar nog beter zonder de mens. Als mens wil ik de literatuur van Hüsgen niet missen.'

Neerlandistiek

'denkende energie'

Trouw

 

 

De wereldvrede is verschenen bij Poëziecentrum

 

Prijs: € 25.00

304p.

Paperback

Afmetingen: 12,5x20cm

ISBN 978–90–5655–060-8

 

fragment

IETS LIEFS IETS TEDERS


Ooit, echt,
ooit:

 

vrede. Ooit, je
wil het niet geloven,
ooit:

 

vrijheid. Ooit
heb je alom
dat verschijnsel, zelfs
in de drukke winkelstraten,
voor zover

 

die nog bestaan, dat ze
ooit

 

lankmoedigheid noemden.
Iedereen doet, op dat moment,
aan niets minder
dan: revolutie.

 

Ooit
is er domweg
een stoelpoot, een
afbraakwijk, een hockeyterrein,
een klerenkast, een
schielijke passante. Ooit

 

ontvangt ieder mens van
ieder mens een opdracht
zonder uitzicht op succes;
ieder mens geniet

 

van eigen druktemakerij
zonder perspectief. 

 

[....]